Expecto Patronum; mijn blijste herinnering in donkere tijden is Johan Fretz

Johan Fretz uit de tijd waar hij niet meer aan herinnerd wil worden (ik wel)

Het waren duistere tijden.
Ik voelde me al lichtelijk depressief voor t weekendje weg, maar de grimmige Middeleeuwse sfeer en de miezer, maakten Maastricht er niet beter op.
Mijn moeder was ook zwaarmoedig.
En de Heilige maagd Maria Sterre der Zee was er ook.
Ja, Maastricht was een goede plek om te contempleren over sterfelijkheid en boete.
Maar er was ook goed nieuws.
Ik was namelijk een boek aan het lezen. Dat doe ik bij voorkeur niet, want a) saai en b) ik heb wel wat beters te doen. Ik ben een creator, geen consumer. Iedere keer als ik hoor dat aspirant schrijvers wordt aangeraden veel te lezen dan denk ik:
“Iedere minuut dat je leest kun je niet schrijven hè!”
Het is bijna net zo stom als iemand die zin heeft in seks aan te raden over seks te lezen. Ik lees dus niet.
Het allerliefste schrijf ik, en daarna heb ik het allerliefste seks. Ik heb lang over die volgorde nagedacht, maar ik ben er nu vrij zeker van dat ze zo goed staan. Zonder seks zou ik doorschrijven, maar zonder te kunnen schrijven zou ik vermoedelijk nooit meer seks hebben.
Ik ben een soort vrouwelijke Arnon Grunberg; eerst schrijver, dan everything else.
Over Maastricht zou ik pas bij terugkomst schrijven (want ik ben die ene Nederlander zonder laptop) en ieder moment dat ik rust had werd ik besprongen door de erfzonde en Middeleeuwse hel en verdoemenis. Een boek lezen werd dus ineens heel aantrekkelijk.
Ik vertelde het goede nieuws aan mijn moeder.
Zij heeft hard haar best gedaan van mij een cultureel kind te maken, maar dit is helaas mislukt. Voor mijn zeventiende heb ik alle grote musea van Europa gezien (of nou ja, ik ben er doorheen gesleurd. De enige die meer “schilders met een M” kent dan ik, is mijn zusje) maar er is niks blijven hangen.
Ik ben cultural repellent.
Zelfs als we naar de film gaan, dan moet mama met mij naar de Vue bioscoop omdat in de Lux de kans veels te groot is dat ik niet blijf zitten.
Dus dat kindje uberhaupt een boek leest, dat is goed nieuws.
Ik vertelde dat ik Johan Fretz had gezien bij DWDD, en dat ik het zo n knappe man vond.
“Hij doet me denken aan Benjamin.”
Benjamin is mijn muze. Je kunt al mijn boeken naar hem herleiden en daarom heet mijn verzameld werk ook Het Boek Benjamin. Iedere knappe man met bruine huid en Westerse trekken loopt het risico dat ik van mijn barkruk donder at first sight.
Johan Fretz was een beetje een twijfelgeval geweest. Ten eerste zit ik er niet zo op te wachten weer aan mijn Benjamin obsessie herinnerd te worden, dus ik hou altijd een beetje afstand als ik een potentiele muze uit die categorie tegenkom.
Maar met Johan had ik na een vluchtige screening geconcludeerd dat de kust veilig was. Hij had zo n andere energie dan de mannen waar ik normaal op val.
Ik kon met een gerust hart televisie kijken.
Totdat hij een keer een groene hoodie aan had. In mijn hoofd ontstond een soort kortsluiting waardoor ik in één keer Benjamin zag. En toen was het te laat. Ik kon t niet meer terugdraaien.
Ik wilde ineens alles over hem weten, en zo kocht ik het boek.
Mijn moeder bekeek de foto op de achterkant en keek me aan met een blik van:
“Duh!”
Zij had echt geen vier afleveringen DWDD nodig om te zien dat Johan een knappe man was. Zij ziet altijd veel eerder dat een man mooi is. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat zij eerder betoverd wordt in t museum en ik zelfs nog gedachteloos zou staan te appen naast de David van Michelangelo.
Dus mijn moeder wist dat deze unieke situatie waarin ik zowaar een boek las, meer iets was wat aansloot bij mijn hobby 2) seks dan bij mijn hobby 1) schrijven
En dat t al helemaal niets met literatuur te maken had.
Maar desondanks was ze natuurlijk wel trots dat haar dochter tenminste oog had voor schoonheid, al was ik dan wat traag van begrip.
Het boek van Johan Fretz ontroerde me dieper dan welk kunstwerk dan ook en ik heb veel over hem geschreven. Dat begon in LS Diary, en daarna zat er in ieder boek wel een hoofdstuk dat over een optreden van hem ging.
Ik gaf Johan Fretz het alias “Rafael”.
Je vindt hieronder het enige Nederlandse stuk dat ik ooit over hem schreef.
Johan kijkt met gemengde gevoelens terug op zijn tijd bij DWDD. De roman speelde met het idee dat hij de politiek in zou gaan, en dit is voor zijn gevoel uit de hand gelopen. Hij werd te vaak om zijn mening gevraagd, alsof hij echt een politieke kleur en een partij programma had.
Al voordat hij schrijver werd, was hij theatermaker samen met Marcel Harteveld. Die in tegenstelling tot ik wel echt Harteveld heet.
[ LS Harteveld is een pseudoniem ]

Hoewel hij opmerkte dat we ondanks dat ik nep was, dezelfde rode wangen hadden. Ik ging vaak naar hun optredens, minimaal twee keer naar dezelfde voorstelling. Eén keer try-out en één keer de echte.
Ik ging voor Johan natuurlijk, maar ik ging Marcel in de loop van de tijd ook wel waarderen.
Het waren twee totaal verschillende types, en ze merkten dat ze ook door het publiek anders ontvangen werden. Johan’s verfijnde humor werd beter begrepen in het westen, en in de provincie had Marcel de lachers op zijn hand. Wat dat betreft heeft Johan wel wel een risico genomen, nu hij lachebekje Harteveld thuis heeft gelaten.
Zijn eerste solovoorstelling heet “De Zachtmoedige Radicaal.”
Die titel is niet alleen erg Johans, hij is ook erg Nijmeegs. 1 December treedt hij op in de Lindenberg. En ik hoop dat er veel mensen komen kijken, want als er nou ergens veel zachtmoedige radicalen wonen, dan is het wel hier.
En we kunnen op 1 december vieren dat we ook dit jaar die donkere novembermaand weer hebben overleefd.
Expecto Patronum.
Dat is de toverspreuk uit Harry Potter waarmee je de donkerste dreiging verdrijft met je blijste herinnering. Ik ga er weer één maken vrijdag.

~Lauren

voor altijd mijn favoriete boek van Johan Fretz: 2025
Herdruk gewenst.

Lees hier de tweede post die ik n.a.v. zijn optreden in Nijmegen schreef.

Het stuk hieronder is één van mijn vele Allerblijste Herinneringen aan Johan Fretz.
Rafael is Johan Fretz, Marcel Harteveld is Bob.
Fantasie en werkelijkheid lopen zoals altijd door elkaar heen.
Of, zoals dat op de eerste pagina van mijn boeken altijd staat, “het is niet bedoeld voor waarheidsvinding”.

uit: De Candystop (2013)

klik op de foto voor de volledige speellijst

Ik herkende hem eerst niet.
Ik zat na de voorstelling tussen de rood en paarse velours kussens in een comfortabel diepe bank, Frank Sinatra zong New York, ik begon aan Pluk van de Petteflet en wierp een ongeduldige blik richting de bar. Een donkere man, zijn gezicht viel weg in het tegenlicht, kletste aan een sta-tafel met twee anderen. Ik keek drie keer. Staarde. Tuurde. En concludeerde dat ik a. onbeleefd was en b. niet iedere man voor Rafael moest aanzien. Ook hier gingen donkere mensen wel eens naar het theater. Dat was nog geen reden ze aan te gapen alsof de jaren vijftig waren teruggekeerd. Mijn wijn was op. Ik liet Pluk en mijn tas onbewaakt achter en zette er stevig de pas in richting bar. De donkere man kwam dichterbij. Het was hem wel.
“Hoi,” glimlachte Rafael.
“Ik kom zo ook bij jou.”
“Leuk!” antwoordde ik verrast.
Leuk, dat ik al een jaar verliefd ben op een man die ik blijkbaar niet eens herken tot hij zich frontaal in mijn blikveld gooit. Leuk, dat het godverdomme niet over gaat. Leuk, dat je een vriendin hebt waardoor het nooit iets was tussen ons. Nooit is. En ook nooit zal worden. Heel leuk.
Ik bestelde koffie.
De vriendin van Rafael kende ik sinds ik in mijn naïviteit op een feest op een vrije kruk naast een jonge blondine was gaan zitten. Rafael was ook uitgenodigd, en ik zat nog moed te verzamelen, vastbesloten mij aan hem voor te stellen (hier heb ik vorige keer over geblogd, en ga die lijdensweg niet herhalen), toen hij achter mij langs liep, en de blonde schouders naast me omarmde. Hij fluisterde wat in haar oor, neusde het giechelende oorschelpje. De roomblanke arm strengelde terug, de volle maat 38 draaide haar billen en de katachtige ogen, vrij van make-up, wierpen een lonkende blik op de warme mannenhand die over haar gespierde onderrug gleed.
Met andere woorden: mevrouw leek op mij.
Maar dan jonger, leuker en vooral veel slimmer.
Ze hervatte een gesprek met haar vriendin (over watersnood in Noord India, de Arabische Lente, of de achtergronden van het Libor schandaal). Ik zette alle zeilen bij om geen tsunami aan zelfkastijding te ontketenen.
Rafael hield woord.
Net toen ik wilde opkijken waar hij nou bleef (ik was toe aan Zaza, mijn favoriete hoofdstuk) liep hij mijn kant op, en groette mij terwijl hij een plek uitkoos. Hij squatte de kussens in, waarbij zijn t-shirt een paar centimeter opkroop en ik heel even de allerlaatste kilo’s rond zijn taille zag, voor ze zorgvuldig in de bank werden verstopt. Ik complimenteerde hem met de voorstelling, babbelde over de ontwikkeling die het stuk had gemaakt, en bewonderde ongemerkt zijn ranke vingers en handen die zijn echte bouw verraadden.
“Een krachtig en pezig lijf” zo omschrijft hij zichzelf in een roman die zich in de toekomst afspeelt.
Dat deed mij denken aan Benjamin, de man die ik had kunnen vergeten dankzij Rafael. De handen waren een voorbode, een belofte. Op een dag zou ook Rafael wakker worden met een platte buik, een fortuin op de bank, een onberispelijke garderobe en een trouwring om zijn vinger.
“Je gezicht,” flapte ik eruit, alsof ik iets vreselijks had gezien.
“Je bent zo afgevallen.”
Jukbeenderen. De krachtige kaken. Zelfs zijn sensuele mond en de kinderlijk ronde ogen voegden zich naar de volwassen trekken. Het was even stil, alsof we geen van beide geloofden dat ik zo’n domme opmerking had durven maken.
“Jij prefereert een dikker hoofd?” merkte hij op.
Het bruine stemgeluid was niet onvriendelijk maar zijn uitdrukking miste de onschuld die ik zo bewonderd had.
De handen van Benjamin op een onduidelijke foto. De enige die recent was. Ze hielden iets duurs vast. Heel duur. En ik wist niet welk bloed aan hem kleefde, of wie zijn morele kompas was geweest in al die jaren dat we elkaar niet hadden gezien. Maar wel dat ik zijn last aan niemand toewenste. Zeker niet aan Rafael.
Ik koos mijn woorden zorgvuldig, en sprak langzaam om mijn twijfel en emoties te verbergen.
“Ik weet dat je gewichtsproblemen had. Al heel lang. Dus ik weet hoe belangrijk dit voor je is. Ik ben blij voor jou.”
Een vriend komt hem aflossen, Bob.
Een soort Pluk van de Petteflet die vanaf zijn veertiende verkering heeft met Aagje. Rafael heeft ook een andere beste vriend Bas, die lijkt ook op Pluk, maar dan een Pluk die Aagje op haar vijftiende met kind heeft geschopt en de Torteltuin opkoopt om er een racebaan voor kraanwagens aan te leggen. Als het engeltje en het duiveltje verschijnen Bob en Bas beurtelings aan zijn zijde.
“Hoi Bob, wat leuk jou te zien. Je lijkt een beetje op Pluk.”
Ik grabbel in mijn tas en wapper even met het boek.
“Gelukkig,” zucht Bob.
“Als je maar nooit zegt dat ik op Bas lijk. Daar word ik zo moe van.”
“Bas lijkt ook op Pluk,” zeg ik. “Maar jij lijkt niet op Bas. Bas is de anti-Pluk.”
Rafael is opgestaan, en naar de twee allerlaatste bezoekers gelopen die nog geen aandacht hebben gehad. De jonge meisjes verwelkomen de ster met verbazing. Een verliefde giechel vermengt zich met jazz.

—————-

Zeg maar Lauren is mijn Nederlandse blog over films, en vroeger las ik nog wel eens een boek ;) 
De subscribe button van dit blog zit ergens op deze pagina, waarschijnlijk rechts.

Ik werk Engelstalig op: Engelstalig blog

Dagboeken en erotica te koop via de BOOK SHOP

Plaats een reactie